The word of 10 April 2012 was:
zakkenroller
(de) zak·ken·rol·ler (zelfstandig naamwoord)
= pickpocket
zak = pocket
rollen = to steal, to pick
"Een keurig geklede zakkenroller die aanbiedt te helpen bij het in de trein tillen van koffers wordt makkelijk vertrouwd." – in: Trouw (2001)
"Ministers zijn per definitie zakkenrollers, die altijd proberen de zakken van Financiën te rollen." – Mirjam de Rijk, in: De Groene Amsterdammer (1995)