The word of 14 January 2010 was:

giechelen

gie·che·len (giechelde, gegiecheld) (werkwoord)
= to giggle

The word "giechelen" is based on the sound that giggling makes.

"Ze praat als een volwassene maar giechelt als een puber. Dat is de paradox van Martina Hingis." – Esther Scholten, in: Trouw (1998)

"Tegenover de 31 bevlogen Europarlementariërs uit Nederland staat echter een leger van cynische journalisten die zich generen voor 'grote idealen'. Die nerveus gaan giechelen of schamper gaan lachen wanneer een kandidaat voor het Europees Parlement z'n verhaal doet." – Hester Jansen, in: de Volkskrant (1999)

"Behalve dat ze geen paal van een oude stadsmuur kunnen onderscheiden, zijn de makers van de metro zó laconiek in het strooien met bedragen, dat hun houding grenst aan giechelen om belastinggeld - en uiteindelijk is het pure arrogantie." – Jan Mulder, in: de Volkskrant (2008)