The word of 14 November 2011 was:
kreuken
kreu·ken (kreukte, gekreukt) (werkwoord)
= to crease, to rumple, to crumple
"Ze houdt de krant die ik graag wil bewaren losjes in haar hand, het papier kreukt." – Anna van Leeuwen, in: Hard//hoofd (2010)
"Marietjes jurk is zóó gekreukt Die moet dus eerst gestreken; En Jetjes oude manteltje Moet worden nagekeken." – Rie Cramer, in: Prentjes bij versjes (1913)