The word of 22 October 2011 was:
pantoffel
(de) pan·tof·fel (zelfstandig naamwoord)
= slipper, houseshoe
The word 'pantoffel' comes from the French 'pantoufle', which has the same meaning.
"Vraag je je soms af waarom je partner het liefst met pantoffels rondloopt en er niet aan moet denken om zich een nachtje in het bruisende nachtleven te storten, laat staan dat hij spannende dingen in bed doet?" – in: De Telegraaf (2011)
"Een man die pantoffels in maat 14,5 bestelde was verbaasd toen er een gigantische pantoffel in schoenmaat 1,450 geleverd werd." – Emma Liekens, in: Dutch Cowgirls (2011)