The word of 16 July 2011 was:

protserig

prot·se·rig (bijvoeglijk naamwoord)
= ostentatious, swanky

protsen = to boast/to brag (not very commonly used)

"Het museum is gehuisvest in een protserig marmeren bouwwerk met torens, ingelegd met stukjes spiegelglas." – Sjon Hauser, in: de Volkskrant (1996)

"De protserige treinen van het gouden tijdperk zijn vervangen door oudere, gammele rijtuigen met langzamere locomotieven." – Ivana Sekularac, in: Trouw (2009)