The word of 19 May 2011 was:
karig
ka·rig (bijvoeglijk naamwoord)
= scanty, frugal, sparing
"Er was sprake van stevige intimidatie van kiezers; mensen kregen te horen dat ontslag dreigde of de stopzetting van hun karige pensioenen als ze het zouden wagen op de oppositie te stemmen." – Joeri Boom, in: De Groene Amsterdammer (2000)
"De voeding van den Nederlandschen arbeider in de 19e eeuw was uiterst karig. De Bosch Kemper noemde haar 'zeer armoedig', al voegt hij er de bijzonder geruststellende mededeeling bij, dat sterven van honger zeer zelden voorkomt." – Izaäk Johannes Brugmans, in: De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (1929)