The word of 26 May 2025 was:
onlosmakelijk
on·los·ma·ke·lijk (bijvoeglijk naamwoord)
= indissoluble
on- = un-
losmaken = to make loose, to undo, to unfasten
"(...) dit alles is op een onvoorstelbaar onlosmakelijke manier met elkaar vermengd." – Bernard-Henri Lévy (citaat), in: De Groene Amsterdammer (2000)
"Kunnen we hersenziektes voorkomen of zijn deze onlosmakelijk verbonden met ouder worden?" – Amber Yaqub, in: Nemo Kennislink (2021)