The word of 17 October 2024 was:
gekietel
(het) ge·kie·tel (zelfstandig naamwoord)
= tickling
kietelen = to tickle
"Soms kropen we bij elkaar in bed, wat tot gekietel, gegiechel of gekrijs aanleiding gaf (...)" – E.B. de Bruyn, in: Maatstaf (1988/2015)
"Hun stemmen zoemen. En ik moet me inhouden om niet als een kind te schateren van al dit verbale gekietel." – Feico Sobel, in: Hard//hoofd (2024)
"Op zekeren dag ontwaakt hij plotseling door een onafgebroken gekietel onder zijn rechterarm." – Guy de Maupassant (citaat), in: De Gids (1890/2008)