The word of 14 April 2011 was:
omslachtig
om·slach·tig (bijvoeglijk naamwoord)
= costing disproportionately much effort, unwieldy, devious
omslag = ado, fuss
-(t)ig = -(t)y
"De staat zou natuurlijk ook haar tekorten kunnen dekken door munten en muntbiljetten uit te geven. Maar afgezien van deze tamelijk omslachtige wijze van financiering, zou dit een inflatie betekenen, die nooit door een deflatie zou worden gecompenseerd." – A. Heertje, in: De kern van de economie (1962)
"Het systeem van statiegeld werkt goed bij literflessen. Tachtig procent van de flessen wordt teruggebracht. De frisdrankindustrie vindt het statiegeldsysteem echter duur en omslachtig." – in: NRC Handelsblad (2006)