The word of 11 August 2024 was:
afmaken
af·ma·ken (maakte af, afgemaakt) (werkwoord)
= to complete, to finish
= to finish off, to kill
af = completed
maken = to make
"Nathalie zit in de hoek en kijkt alsof ze elk moment kan worden afgemaakt." – Iduna Paalman, in: Hard//hoofd (2017)
"Ze kon haar school niet afmaken, is dakloos en kampt met trauma's en psychische problemen." – in: NOS.nl (2021)