The word of 28 February 2011 was:
oeverloos
oe·ver·loos (bijvoeglijk naamwoord)
= shoreless, endless
oever = bank, shore
-loos = -less
"Juist deze groep zou gebaat zijn met een of ander plichtmatig kader in hun leven, als tegenwicht voor het oeverloze hedonisme van de adolescentie." – Beatrijs Ritsema, in: Ons Erfdeel (1998)
"De meeste podcasts blijken oeverloos geleuter te bevatten, in erbarmelijke geluidskwaliteit bovendien." – Herbert Blankesteijn, in: NRC Handelsblad (2005)