The word of 18 April 2022 was:
afkijken
af·kij·ken (keek af, afgekeken) (werkwoord)
= to (look and) copy, to crib
= to see to the end
af = of, off, finished, completed
kijken = to look
"Als je het allemaal hebt afgekeken, ben je niet jezelf." – Giselinde Kuipers (citaat), in: De Groene Amsterdammer (2011)
"Sommige mensen waren zo geschrokken van het incident dat zij de zaal hebben verlaten. Maar ik niet hoor. Ik wilde gewoon de film afkijken." – Heleen (citaat), in: Algemeen Dagblad (2019/2021)