The word of 24 January 2022 was:
snoepgoed
(het) snoep·goed (zelfstandig naamwoord)
= confectionery, candy, sweets
snoep = candy, sweets
-goed = goods
"[Barack] Obama en zijn vrouw Michelle deelden snoepgoed uit aan de verklede kinderen (...)" – in: NOS.nl (2016)
"Als er geen snoepgoed en snacks bij de kassa liggen, dalen de verkopen aanzienlijk (...)" – Marie-Louise Hoogendoorn, in: Algemeen Dagblad (2019)