The word of 26 December 2021 was:
onfatsoenlijk
on·fat·soen·lijk (bijvoeglijk naamwoord)
= indecent, offensive, improper
on- = un-
fatsoenlijk = decent, proper
"Het is bijna onfatsoenlijk hoe gelukkig wij zijn." – in: de Volkskrant (2012)
"We zullen de strijd aangaan tegen het onverstandige en soms ronduit onfatsoenlijke beleid van het kabinet Rutte." – Diederik Samsom (citaat), in: NU.nl (2012)