The word of 18 November 2021 was:
spugen
spu·gen (spoog/spuugde, gespogen/gespuugd) (werkwoord)
= to spit
= to throw up
"Ik werd misselijk, moest spugen." – Dhyan Duijn (citaat), in: Algemeen Dagblad (2019/2020)
"Hij spuugde op een gegeven moment naar me." – Kenny Tete (citaat), in: Voetbal International (2016)