The word of 29 October 2021 was:
wegscheren
weg·sche·ren (schoor/scheerde weg, weggeschoren/weggescheerd) (werkwoord)
= to shave off
= to make scarce, to clear out, to go away (reflexive verb)
weg = away
scheren = to shave, to shear, to skim
In the meaning 'to shave off', the verb 'wegscheren' is conjugated as 'schoor weg' and 'weggeschoren'. In the meaning 'to go away', the verb is conjugated as 'scheerde weg' and 'weggescheerd'.
"Hij scheerde zich weg naar de veilige haven van de studeerkamer om zijn aandacht te schenken aan zijn immer begrijpende geliefde die altijd voor hem klaarstaat, de mac." – Dawn French, in: Een klein beetje geweldig
"En dat ze al hun schaamhaar wegscheren, wat vindt u daarvan?" – Mea de Jong, in: de Volkskrant (2008)