The word of 16 May 2021 was:
buitelen
bui·te·len (buitelde, gebuiteld) (werkwoord)
= to tumble
"Het is te veel voor Timo [Heinze], de gedachten over het hoe en het waarom van zijn falen buitelen als kleine aapjes door zijn hoofd." – Frank Heinen, in: HP/De Tijd (2013)
"De argumenten buitelden over elkaar heen, vaak zonder degelijke analyse." – Joeri Boom, in: De Groene Amsterdammer (2004)