The word of 2 April 2021 was:
bibberen
bib·be·ren (bibberde, gebibberd) (werkwoord)
= to shiver, to tremble
"Onlangs wilde ik in een bushalte op een bankje gaan zitten. De oudere dame die er al zat, begon te bibberen van angst." – Barryl Biekman, in: NOS.nl (2020)
"Hij zou nu het liefst weer in bed gekropen zijn, hij rilde en bibberde alsof hij koorts had." – Bas Heijne, in: De Groene Amsterdammer (1996)
"Olle bibberde van de kou na een wandeling met papa in het donker." – Franke van Hoeven, in: RTL Nieuws (2020)