The word of 28 November 2010 was:
afzonderen
af·zon·de·ren (zonderde af, afgezonderd) (werkwoord)
= to separate, to set apart, to seclude
af = away
zonder = without
"Kinderboerderijen moeten [wegens de Q-koorts] hun drachtige schapen en geiten de komende tijd in een afgesloten ruimte laten lammeren. De lammetjes moeten daar vervolgens afgezonderd van het publiek nog twee weken bij het moederdier blijven." – in: De Telegraaf (2010)
"Hij betoogde dus, dat men ook te midden van een oorlog een plek moest hebben, waar men zich in de natuur kon afzonderen." – Willem Drees, in: Drees aan het woord (1952)