The word of 27 November 2020 was:
benadelen
be·na·de·len (benadeelde, benadeeld) (werkwoord)
= to harm, to disadvantage
nadeel = disadvantage
"We moeten gewoon helemaal niet testen met toetsen. Het zijn slechts momentopnames. Hier worden kinderen altijd door benadeeld." – Ewald Engelen (citaat), in: HP/De Tijd (2017)
"De ongeëvenaarde macht van reuzen als Google, Apple en Facebook ontwricht de markt en benadeelt de consument." – Kristel van Teeffelen & Marco Visser, in: Trouw (2017)
"Ze waren er niet op uit anderen te benadelen maar dat gebeurde natuurlijk wel, en dat ze daarbij op gespannen voet stonden met de heersende moraal, laat zich raden." – Joost de Vries, in: De Groene Amsterdammer (2016)