The word of 12 November 2020 was:
overgrootouder
(de) o·ver·groot·ou·der (zelfstandig naamwoord)
= great-grandparent
grootouder = grandparent
ouder = parent
The prefixes 'over' and 'groot' mark a further degree similar to 'great' and 'grand' in English.
"Mijn overgrootouders emigreerden van India naar Suriname, mijn ouders van Suriname naar Nederland." – Shantie Singh (citaat), in: Trouw (2020)
"Een kleinkind en een grootouder delen dus gemiddeld een kwart van hun genen (want 1⁄2 × 1⁄2 = 1⁄4), een achterkleinkind en overgrootouder een achtste." – Lucas Brouwers, in: NRC Handelsblad (2012)