The word of 2 November 2020 was:
uitvoerig
uit·voe·rig (bijvoeglijk naamwoord)
= extensive, elaborate
uitvoeren = to carry out, to execute
"Alle personages krijgen uitvoerige beschrijvingen." – Kees 't Hart, in: De Groene Amsterdammer (2014)
"Eindelijk ligt er na vele jaren procederen een uitvoerig vonnis." – Johan de Veer, in: Dagblad van het Noorden (2019)
"[De bedreigingen] zijn uitvoerig onderzocht en er zijn extra beveiligingsmaatregelen genomen." – in: NOS.nl (2020)