The word of 19 November 2010 was:
jongleren
jong·le·ren (jongleerde, gejongleerd) (werkwoord)
= to juggle
The word 'jongleren' comes from the French word 'jongler', which has the same meaning (among others).
"De volwassen bezoeker ziet, meer dan de kinderen, terugkerende gezichten in het circus. De man die in de pauze ijsjes verkoopt, stond daarvoor nog in de piste te jongleren met kegels." – Jan Benjamin, in: NRC Handelsblad (2003)
"Wie op jonge leeftijd leert jongleren met talen, wordt beter in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken." – Janet van Hell (citaat), in: Trouw (2010)