The word of 26 June 2020 was:
loslippig
los·lip·pig (bijvoeglijk naamwoord)
= loose-lipped, talkative
los = loose
lip = lip
"[Arend Jan] Boekestijn heeft meermaals de kans gehad om te leren van zijn loslippige aard." – in: Trouw (2009)
"Voor je allernaasten verzwijg je de essentie waaruit je denkt te bestaan en tegen een wildvreemde ben je zo loslippig dat je je ziel zomaar blootgeeft." – Graa Boomsma, in: De Groene Amsterdammer (2001)