The word of 10 June 2020 was:
zijn neus snuiten
zijn neus snui·ten (uitdrukking)
= to blow one's nose
zijn = his
neus = nose
snuiten = to blow
snuit = snout
"Sinds enkele jaren moest ze haar neus voortdurend snuiten." – in: Algemeen Dagblad (2018)
"Ze had haar neus gesnoten en een stukje van de zakdoek was blijven plakken." – Anouk van Kampen, in: NRC Handelsblad (2020)