The word of 28 May 2020 was:
oplichting
(de) op·lich·ting (zelfstandig naamwoord)
= fraud, con
oplichten = to con
"De oplichting gaat volgens hem om flinke bedragen." – Weert Schenk, in: de Volkskrant (1998)
"Bij oplichting is het altijd aan te raden om aangifte te doen." – Alwin Wubs, in: Dagblad van het Noorden (2017)