The word of 23 March 2020 was:
volmondig
vol·mon·dig (bijvoeglijk naamwoord)
= whole-hearted, outspoken, frank
vol = full
mond = mouth
"Wat 's nachts wordt beleefd als volmondige instemming kan in het ochtendlicht ineens heel anders worden ervaren." – Casper Thomas, in: De Groene Amsterdammer (2015)
"Houdt het dan nooit op? Nee, luidt het volmondige antwoord." – Edwin van Sas, in: HP/De Tijd (2015)
"Als je vraagt of onze samenleving inclusiever moet zijn, zeg ik volmondig ja." – Agnes Wolbert (citaat), in: Trouw (2020)