The word of 24 February 2020 was:
sloom
sloom (bijvoeglijk naamwoord)
= slow, listless, lethargic
"Ik ben blij dat ik ging studeren in de slome jaren zeventig." – Aleid Truijens, in: de Volkskrant (2017)
"k ben altijd een beetje sloom als het gaat om platen kopen. Meestal koop ik muziek van dertig jaar geleden." – Marit de Loos (citaat), in: 3voor12 (2003)