The word of 3 February 2020 was:
hardlopen
hard·lo·pen (liep hard, hardgelopen) (werkwoord)
= to run (a race), to race
hard = fast
lopen = to walk, to run
"Het was iets voor achten, 's ochtends, ik had net hardgelopen en wandelde het laatste stukje." – Maartje Smits, in: Hard//hoofd (2015)
"Ik kon drie maanden niet goed hardlopen door die dikke voeten." – Gerard Nijboer (citaat), in: Trouw (2018)