The word of 26 January 2020 was:
ontschieten
ont·schie·ten (ontschoot, ontschoten) (werkwoord)
= to slip from
ont- = un-, de-
schieten = to shoot
"Ze wachtte ergens op, maar ik wist niet op wat. Of eigenlijk wist ik het wel, maar het was me ontschoten, als een naam die op het puntje van mijn tong lag en er maar niet vanaf kwam." – Harold Schellinx, in: Hard//hoofd (2011)
"Dan klinkt de wals van Auguste Durand door de kamer en is de oude dame haar rolstoel, de middagboterham en de ongemakken van de ouderdom vergeten. Zoals het feit dat haar geboortedatum haar steeds ontschiet." – Matthijs Termeer, in: Algemeen Dagblad (2016)