The word of 23 October 2010 was:
tuffen
tuf·fen (tufte, getuft) (werkwoord)
= to spit
= to chug
"[De] passagier was het [er] niet [mee] eens en schold en tufte mij in mijn gezicht." – Elma Drayer, in: Trouw (2009)
"We zouden de laatste week rustig door Duitsland naar huis tuffen, alvast nadenkend over conclusies van de expeditie. Niet over de autobahn, want daar word je met onze snelheid toch maar vol ergernis bekeken." – Hans Beerekamp, in: NRC Handelsblad (2007)