The word of 19 October 2010 was:
doordeweeks
door·de·weeks (bijvoeglijk naamwoord)
= during weekdays
door = through
de = the
week = week
"Doordeweeks werkte hij vier dagen in Londen en Wolverhampton, en verbleef in hotels. De weekenden was hij thuis, bij zijn vrouw, zijn twee honden en twee katten." – Stefanie Vermeulen, in: NRC Handelsblad (2007)
"Men dronk op de bijeenkomsten geen doordeweeks burgerlijk bier, maar edele zondagsdrank, wijn, Rijnwijn (...)." – K.H. Heeroma & C.W.H. Lindenburg, in: Het Gruuthuse-handschrift (1966)