The word of 17 October 2019 was:
spreekvaardigheid
(de) spreek·vaar·dig·heid (zelfstandig naamwoord)
= speaking ability/skills, fluency
spreken = to speak
vaardigheid = skill, proficiency
"Om een match te kunnen maken, moeten eerst hun cv's en Engelse spreekvaardigheid in kaart worden gebracht." – Marjon Bolwijn, in: de Volkskrant (2015)
"Een moeilijke vraag is altijd hoe je spreekvaardigheid moet corrigeren. Tijdens of erna? Veel of weinig?" – P. de Kleijn, in: Neerlandica extra Muros (2001)