The word of 11 October 2010 was:
stamkroeg
(de) stam·kroeg (zelfstandig naamwoord)
= favourite pub, hangout bar
stam = tribe, trunk
kroeg = bar, pub
"Verder [is er] een reportage [te zien] over de Limburgse kunstenaar Frans Vos, die in de jaren vijftig de drank in zijn stamkroeg betaalde met schilderijen." – in: NRC Handelsblad (1996)
"Hij was een sterke fitte vent met gevoel voor humor, die in het weekeinde zeker nog even tijd vrij kon maken voor een biertje in de stamkroeg." – Rinze Brandsma, in: De Stentor (2007)