The word of 11 August 2019 was:
strikken
strik·ken (strikte, gestrikt) (werkwoord)
= to tie, to knot
= to snare, to trap
strik = bow, snare, trap, slipknot
"Zijn veters had hij nauwelijks gestrikt, de schoenen bengelden zowat los aan zijn voeten." – Cola Debrot, in: Verzameld werk (1986/2008)
"Vaders kun je vooral strikken voor een activiteit met kinderen door hem samen met de kinderen een probleem te laten oplossen." – Justine Pardoen, in: Ouders Online (2005)