The word of 7 June 2019 was:
onverenigbaar
on·ver·e·nig·baar (bijvoeglijk naamwoord)
= irreconcilable, incompatible, contradictory
on- = un-
verenigen = to unite, to unify
-baar = -able
"Kennelijk gaan deze onverenigbare eigenschappen tóch samen in het brein van Epke Zonderland." – Marijn de Vries, in: HP/De Tijd (2012)
"De idee van de vooruitgang is onverenigbaar met het geloof in de meerwaarde der antieken boven de eigentijdse cultuur." – C.S.M. Rademaker, in: Gerardus Joannes Vossius (1967/2010)