The word of 26 April 2019 was:
spinnen
spin·nen (spon/spinde, gesponnen/gespind) (werkwoord)
= to spin (yarn/web)
= to purr
"Het web dat hij om me heen had gesponnen had sterke draden." – Robert Destanque & Joris Ivens, in: Aan welke kant en in welk heelal (1983/1989/2008)
"Voorzichtig krab ik achter zijn oren, waarop hij onbedaarlijk begint te spinnen." – Marja Pruis, in: De Groene Amsterdammer (2010)