The word of 23 April 2019 was:
gerucht
(het) ge·rucht (zelfstandig naamwoord)
= rumour
"Het bedrijf wilde niet op de geruchten reageren." – in: HP/De Tijd (2018)
"Het gerucht ging dat de zanger al weken een heftige griep had." – Ralph-Hermen Huiskamp, in: 3voor12 (2016)