The word of 22 April 2019 was:
verafschuwen
ver·af·schu·wen (verafschuwde, verafschuwd) (werkwoord)
= to loathe, to abhor, to detest
afschuw = abhorrence
"Hij had groenten altijd verafschuwd." – Karen Van Eyken, in: Het Laatste Nieuws (2016)
"De identiteit van de groep wordt niet zozeer gedefinieerd door gedeelde waarden, maar door wat de leden verafschuwen." – Loes Reijmer, in: de Volkskrant (2019)