The word of 7 April 2019 was:
deuken
deu·ken (deukte, gedeukt) (werkwoord)
= to dent
"Niemand geeft voorrang, op tweebaanswegen rijden ze met z'n vijven naast elkaar en bijna geen enkel karretje is gedeukt." – Marjolein Hurkmans, in: De Telegraaf (1997)
"Als hij aan het buigen en deuken en breken is, heeft Meuser geen bepaalde vorm in zijn hoofd. Het ding moet zo veel mogelijk nergens op lijken – het grote principe van abstracte kunst." – Rudi Fuchs, in: De Groene Amsterdammer (2018)