The word of 28 May 2018 was:
opslokken
op·slok·ken (slokte op, opgeslokt) (werkwoord)
= to swallow up, to gulp down
op = up
slokken = to swallow, to gulp
"Brussel bekijkt of de bedrijven samen niet een te groot marktaandeel opslokken." – in: Trouw (1998)
"Het kleine scherm lijkt de wereld te hebben opgeslokt." – Barbara Ehrenreich, in: De Groene Amsterdammer (2018)