The word of 26 April 2018 was:
gymzaal
(de) gym·zaal (zelfstandig naamwoord)
= indoor gym(nasium)
gym(nastiek) = gym(nastics)
zaal = hall
"Iemand had in de late middag per ongeluk expres de gymzaal op slot gedaan terwijl Kim binnen was." – in: De Telegraaf (2016)
"Op maandag 16 november 1906 werd in de gymzaal van de Hendrikschool een uitvoering gegeven door de leerlingen van de gymnastiekcursus." – Ricky W. Stutgard, in: De eerste Surinaamse sportencyclopedie (1893–1988) (1990)