The word of 2 February 2018 was:
uitbundig
uit·bun·dig (bijvoeglijk naamwoord)
= exuberant, undue
"Door het uitbundige feest liep de villa enorme schade op." – in: Het Parool (2012)
"[Mark] Rutte valt op als door zijn joviale stijl. Hij lacht veel en uitbundig." – in: NOS.nl (2012)