The word of 10 November 2017 was:
godsgruwelijk
gods·gru·we·lijk (bijvoeglijk naamwoord)
= god-awful
god = god
gruwelijk = horrible, atrocious
"We hebben een godsgruwelijke haast." – Mr. Pannevis (citaat), in: De Telegraaf (1999)
"Hij doet het zo godsgruwelijk goed, zoiets had ik nog nooit gezien. " – Bas Senstius (citaat), in: 3voor12 (2005)
"Hij had een godsgruwelijke hekel aan religie." – Koos Postema (citaat), in: HP/De Tijd (2011)