The word of 24 October 2017 was:
wankelen
wan·ke·len (wankelde, gewankeld) (werkwoord)
= to stagger, to wamble, to waver
"En hij wankelde het trapje op, botsend tegen de deurpost." – Johan Fabricius, in: De scheepsjongens van Bontekoe (1923/2003/2004)
"De positie van de Arabische man wankelt." – Rob Vreeken, in: de Volkskrant (2017)