The word of 2 October 2017 was:
zwiepen
zwie·pen (zwiepte, gezwiept) (werkwoord)
= to swish
"Tegen de ramen dreunde de wind en telkens zwiepte er een tak van de prunusboom tegen het glas." – Hans Dorrestijn, in: Hollands Maandblad (1976)
"Een dameszadel, dat is geen zadel voor vrouwen maar voor dámes. Die zwiepen hun been niet achteloos over het paard heen als ze op zijn rug plaatsnemen." – Mark Traa, in: Trouw (2005)