The word of 28 September 2017 was:

glinstering

(de) glin·ste·ring (zelfstandig naamwoord)
= glint, glittering, sparkling, shimmering

glinsteren = to glint, to glitter, to sparkle, to shimmer

"Het is er donker en guur, alleen de twee kleine discoballen aan het betonnen plafond geven de ruimte wat glinstering." – Marjon op de Woerd, in: Trouw (2015)

"De zon wierp glinsteringen op het water." – H.L. Spiegel, in: Hert-spiegel (1992/2008)