The word of 24 February 2017 was:
doorzakken
door·zak·ken (zakte door, doorgezakt) (werkwoord)
= to sag
= to go on a spree, to drink heavily
door = through
zakken = to lower
"De stad wordt gekenmerkt door vooral smalle straatjes met uit de ramen wasrekken die doorzakken van het gewicht van natte kleding." – in: De Telegraaf (2011)
"Weet je wat ik gedaan heb vrijdagavond? Ik ben eens flink doorgezakt, in een café." – Simon Carmiggelt, in: Vroeger kon je lachen (1977/2007)