The word of 19 December 2016 was:
pissig
pis·sig (bijvoeglijk naamwoord)
= pissed off, annoyed, angry
"De buurman heette Ronald, een Duitser, en hij werd altijd pissig als we hem Ronnie noemden." – Dirk van Weelden, in: De Gids (1999/2011)
"Hij was net niet zo stoer; hij werd wel pissig op de scheids, maar kwam verbaal niet verder dan een welgemeend doch ongemakkelijk 'shit'." – Vera Mulder, in: De Correspondent (2014)