The word of 15 August 2016 was:
argeloos
ar·ge·loos (bijvoeglijk naamwoord)
= unsuspecting harm or danger, ingenuous, guileless
arg = bad (no longer used separately)
-loos = -less
"De argeloze toeschouwer dacht heel even bij de verkeerde wedstrijd terecht te zijn gekomen." – in: de Volkskrant (1997)
"Marie moet zo nodig naakt rondscharrelen en argeloos bij verlekkerde griezels op schoot gaan zitten als ze zich niet, even argeloos, wentelt in het incestueuze bed met haar broer." – Willy Wielek, in: Trouw (1995)